Waarom we ons ergeren

Erger je je wel eens? Bijvoorbeeld als je in een vergadering zit die uitloopt waardoor je agenda in de war raakt. Je kunt je misschien ergeren aan iemand die steeds op zijn telefoon kijkt. Of aan iemand die niet lijkt te luisteren en steeds maar zijn eigen standpunten blijft herhalen? Allemaal vormen van ergernis.

 

Ergernis is een vervelend gevoel. Je hebt het gevoel dat iets of iemand je dwarsboomt. In ons reptielenbrein roept dat een fysische reactie op. Het beschouwt het “dwarsbomen” als een aanval. Het wil vechten. Je lichaam maakt gelijk een stoot adrenaline aan. Je reageert het af op een ander. Dat is meestal niet zo effectief.

 

Ik ben zo iemand die zich makkelijk ergert en dat maakte me nieuwsgierig naar het fenomeen ergeren.

 

Waar ik achter kwam, is dat de bron van het ergeren altijd dezelfde is: je krijgt niet wat je graag wilt. Of iets gebeurt niet wat jij heel graag wilt. Een simpel voorbeeld: ik erger me aan mensen die tijdens een vergadering of in een gesprek op hun telefoon zitten. Wat ik eigenlijk wil, is dat ze naar mij luisteren, dat ze mee doen in het gesprek.

 

Dat ergeren te maken heeft met niet krijgen wat je graag wilt, herken je mogelijk wel. Maar er zit ook nog een laagje onder waar we ons vaak niet zo bewust van zijn. Je wilt nl graag iets van iemand, of je wilt graag dat er iets gebeurt. Iets dat buiten je zelf ligt. Ik wil graag dat anderen niet op hun telefoon zitten in een gesprek. Anderen moeten dus iets doen (of juist niet doen 😊). En daar zit iets pijnlijks in. Want daarmee maken we ons afhankelijk van anderen. In mijn voorbeeld voel ik me tevreden als iedereen meedoet aan het gesprek. Als er de aandacht is. Dat tevreden gevoel maak ik dus afhankelijk omdat de ander daar iets voor moet doen.

 

De afhankelijkheidsrelatie is een die we kennen. We zijn allemaal kinderen geweest en waren allemaal afhankelijk van onze verzorgers. We hebben allemaal (onbewust misschien) ervaren hoe het is als je iets niet krijgt terwijl je het graag wilt, of misschien zelfs heel erg nodig hebt. Kinderen worden boos. En precies daar ligt de kern van onze alledaagse ergernissen.

De wijze waarop vroeger met je boosheid is omgegaan, is van invloed op de mate van ergernissen vandaag de dag. Was er vroeger compassie als je boos was omdat je niet kreeg wat je wilde, dan kun je nu makkelijker je verlies nemen als er iets gebeurt wat jij niet wilt. Als je daarentegen alleen gelaten werd met dat boze gevoel, dan is het vandaag de dag moeilijker je verlies te nemen en blijf je je langer of meer ergeren.

 

Het goede nieuws is dat aan elke ergernis een einde komt zonder dat je er iets voor hoeft te doen. Want fysiologisch gaat na een tijdje de adrenaline weer uit je systeem. Dan heb je inmiddels ook je “verlies” genomen.

 

Er is ook een andere kant van ergeren die juist heel waardevol is: je hebt heel duidelijk voor ogen wat je wilt. En dat is vaak een prettig gevoel. Zeker als het dan ook nog lukt.

Alleen is het zo dat hoe meer je iets graag wilt, hoe groter het risico is op ergernis. Soms zijn we verblind door wat we graag willen en nemen we dat risico onbewust. Dan komt de klap harder aan als blijkt dat we ons verlies hebben te nemen. Dan “ergeren we ons dood”.

 

Ergernis hoort er nu eenmaal bij omdat we allerlei dromen, verlangens en doelen hebben. Het zou jammer zijn als we die niet meer najagen. Om toch minder dat gevoel van ergernis te hebben, helpt het je om je in een vroeg stadium te realiseren dat hoe groot je verlangen ook is, je gelijkertijd bereid bent het los te laten.

 

Roept dit vragen op, of wil je weten hoe dit bij jou werkt? Of merk je dat er in je team vaak ergernis speelt? Neem contact op, we kunnen overleggen over de manier waarop je daarmee om kunt gaan.

Tjebbo Hepkema